Fagus sylvatica
De gewone beuk of Fagus sylvatica is een inheemse loofboomsoort die van nature voorkomt op vochthoudende, goed doorlatende, kalkrijke, leemhoudende bodems. Hoge grondwaterstanden of droge zandgronden worden door Fagus sylvatica slecht verdragen.
De gewone beuk kan op een gunstige standplaats meer dan 40 meter hoog worden en honderden jaren oud en om deze redenen is een gewone beuk geen boomsoort voor een te kleine tuin. Wel worden en werden beuken vaak gebruikt voor monumentale lanen.
Het blad van de beuk heeft een gave lichtgolvende rand met bladnerven die niet verdiept liggen. Hierdoor is het blad gemakkelijk te onderscheiden van haagbeuk omdat deze plant een gezaagde bladrand heeft met dieper liggende nerven.
Beuken worden vaak gebruikt om er hagen van te maken. Het verdorde blad blijft lang in de hagen hangen waardoor ze minder transparant worden en meer privacy geven dan bijvoorbeeld de haagbeuk.
Om het goed aanslaan van een beukenhaag te bevorderen wordt geadviseerd om beuken die met kale wortel worden geplant te voorzien van beukengrond. Beuken leven in symbiose met een schimmel en met beukengrond wordt in deze behoefte voorzien. Na het planten mag beuk niet teveel water krijgen want anders spoelt de schimmel direct uit. Het is echter ook mogelijk om beuk uit een container (pot). inclusief de potgrond, te planten alleen zijn de planten meestal een stuk duurder dan wortelgoed. Het beste tijdstip om een beuk te planten is tegen het einde van de winterperiode. De verkoop van wortelgoed stokt wanneer het warmer wordt en de beuken op het punt staan uit te lopen. Het risico op verdroging wordt dan te groot.
Een beuk kan last krijgen van verschillende aantastingen zoals het beukenbladluis, gewone meniezwammetje, roetdauw en bij jonge beuken bastkanker. Ook is de bast van Fagus sylvatica gevoelig voor zonnebrand en kunnen de beuken, wanneer de situatie hierom vraagt, ter bescherming tegen de zon het beste omwikkeld worden met bijvoorbeeld jute.
Beuken zijn eenhuizig en hebben dus zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. Bestuiving vindt plaats door de wind. Na de bloei worden eetbare beukennootjes gevormd die in setjes van twee beschermd worden door een napje. In de herfst vallen de napjes in vier stukken op de grond. Verspreiding vindt dan oa. plaats door eekhoorns en muizen die er hun wintervoorraad mee aanvullen. Beukennoten bevatten toxines (fagine) die voor paarden giftig kunnen zijn.